Alweer bijna een jaar geleden kwam er een nieuw boekje uit van mijn ZP-collega Frank van den Oetelaar: ‘Leren in de 21e eeuw’. Het is een mooie verzameling gebleken van verhalen over onderwijsvernieuwing en het ontwikkelen en leren van leraren. Ik mocht er zelf ook aan bijdragen. In deze verhalen zit nog een rode draad: die van het ‘zelf maken’.
Nu is ‘zelf iets maken’ al een tijdje vrij hip, omdat authenticiteit en originaliteit als tegenbeweging opkomen tegen uniformiteit en massaproductie. In het onderwijs zien we dat terug in ‘maker spaces‘ en ‘fablabs’ (zoals dat in Wageningen): kinderen worden uitgenodigd om van hun ideeën iets concreets te maken door het te construeren in een creatieve omgeving. Maar ook leraren krijgen steeds vaker te maken met ontwerpopdrachten, onder andere in werkbijeenkomsten met een leerteam of PLG en bij professionaliseringsvormen als lesson study, waarbij collega’s lessen (-reeksen) ontwerpen voor hun leerlingen.
Ontwerpen in het onderwijs is alleen nog niet zo simpel als het lijkt. En in de opleidingen voor het onderwijs komt het maar mondjesmaat terug. Het vraagt om gericht gebruik maken van je creatieve en sociale vaardigheden en maakt daarom onderdeel uit van de 21st century skills. Een mooi voorbeeld van creatieve denktechnieken in de klas vind je hier.
Elk ontwerpproces begint met ‘het gesprek met de klant’: voor wie ga je iets maken en welk probleem los je op met je ontwerp? De klant kan in dit geval dus ook een leerling zijn, of een ouder, of een groep collega’s. Hieruit volgt een ‘programma van eisen’: waar moet het ontwerp aan voldoen? Daarna volgt het gezamenlijk genereren van ideeën. Divergeren en lateraal denken is het devies: om alle mogelijke verbanden te vinden, moet je soms onwaarschijnlijke ideeën met elkaar verbinden. Daarna volgt het proces van convergeren: door categorieën aan te wijzen in de verzameling en door de meest interessante ideeën te selecteren, wordt het duidelijker wat het mogelijke ontwerp zou kunnen worden. Een nieuw gesprek met je klant volgt: presenteer je ideeën en denkrichting en leg uit op welke manier je recht wilt doen aan de vraag van je klant. De klant kan dan nog wat accenten leggen of bijstellingen doen aan de ontwerp-eisen. Dan mag je gaan tekenen en een prototype in elkaar zetten. In de weergave van je mogelijke ontwerp test je ook de kwaliteit ervan. Is het stabiel? Is het duurzaam? Is het betaalbaar? Is het haalbaar om het zo te maken? De ontwerpproeven presenteer je ook aan je klant en deze mag erop reflecteren: werkt het zoals het zou moeten?
Pas daarna maak je het definitieve ontwerp. Samen met collega’s en anderen reflecteer je op het proces: wat zou je niet nog eens zo doen en wat bleek heel goed te werken? Wat is de nieuwe kennis die je hebt opgedaan tijdens het ontwerpproces?
Zo is ontwerpen in het onderwijs een creatief, sociaal en ook heel praktisch proces, waarvan je erg veel kunt leren en waarin je je eigenheid en betrokkenheid helemaal kunt laten gelden. Dat is dus helemaal van nu!
Comments (1)
Ha, ja inderdaad. Deze 21st century skill is essentieel in onderwijs, maar ook in ieder ander vakgebied. Het zelf maken, kritisch nadenken maar vooral creatief ontwikkelen en lateraal denken maken samen het verschil. Het element dat hier onlosmakelijk mee verbonden is, is empathie. Je werkelijk inleven in de positie van degene voor wie je iets ontwikkelt, zodat je zeker weet dat het resoneert en de ander ervan kan profiteren.
Groetjes,
Jojanneke