Niet zo heel lang geleden herontdekte ik het belang van ‘schrijven om te begrijpen’, ofwel het reflecteren op papier. In mijn vorige blog ging ik al kort in op de waarde van reflectie om meer grip te krijgen op mijn professionele zelf. Je zou kunnen zeggen dat er in veel praktijksituaties sprake is van interne en externe reflectie. Ik kan mijn gedachten voor mezelf houden en er meteen naar handelen (intern) of ik kan ze benoemen en de ander meenemen in mijn denken (extern). Zo kan ik mijn reflectie ook op papier zetten. Bedoeld voor mezelf (logboek, krabbels in de kantlijn) of voor anderen (brief, portfolio, activiteitenverslag).
In mijn professionele leven kom ik de laatste vorm niet zo vaak meer tegen, behalve dan met dit blog: dit lijkt een mengvorm van hardop denken voor mezelf en een mogelijke lezer. (Als je dit leest, wat denk je dan?) Nu heb ik in mijn opleiding Nederlandse taal- en letterkunde ook geleerd over de waarde van de geschreven reflectie. Voor het begrip ‘reflectie’ maak ik graag gebruik van het gedachtegoed van Van de Ven (2009): ‘Ik zie reflecteren als nadenken. Om na te kunnen denken is taal nodig, taal die de professionele kennis aangeeft waarover leraren moeten beschikken voor verzorgen en verantwoorden van onderwijsactiviteiten.’ en: ‘Leren nadenken is een proces dat zowel individueel als sociaal verloopt. Nadenken doe je individueel, maar je leert nadenken door interactie met anderen, vooral met experts.’ Door reflectie interactief te maken, verwerf je ook een plek in de sociale gemeenschap waarvan je deel uitmaakt: je praat over wat je gezamenlijk belangrijk vindt en daarmee ontstaat gezamenlijke taal en een gezamenlijk idee over normen, waarden en gewoontes.
Wat gebeurt er als je dat denken op papier zet om het aan de ander te laten lezen? Je zou verwachten dat je dan meer beschouwend en verklarend aan de slag gaat dan wanneer je voor jezelf schrijft. Het schrijven voor de ander dwingt je als het ware om explicieter te zijn over het waarom van je gedachten. Van een reflectieverslag (van een leraar) mag verwacht worden, zo stellen Pauw en Van de Ven (2005), ‘dat de auteur rekenschap aflegt van de zin of het nut van zijn beschreven activiteiten (instrumenteel niveau), van de behandelde lesinhoud (substantieel niveau) en op een nog hoger niveau moet hij die zin of dat nut kunnen relateren aan een mens- en wereldbeeld (kritisch niveau).’ Maar dat blijkt niet vanzelf te gaan. Als lerarenopleider liet ik (lang geleden alweer) studenten oefenen met de reflectiecyclus van Korthagen. En als opleider aan de MLI raad ik nu masterstudenten aan om ten behoeve van het schrijven van hun zelfbeoordelingen in elk geval eerst kritisch te reflecteren op beschreven situaties in relatie tot hun professionele identiteit. Niet alleen vraagt dat om een vaardigheid in het reflecteren zelf, zoals het afstand kunnen nemen van de beschreven situatie(s) en het kunnen verbinden daarvan aan de professionele biografie en kennis over het vak en de rollen die zij innemen in hun scholen, maar ook om een vaardigheid in beschouwend en verklarend schrijven. Taalgebruik en tekstconstructie doen ertoe als je ook wilt leren van het schrijven. Door een reflectieve tekst te ordenen en te herordenen, kun je steeds een ander aspect centraal stellen. Zo kun je aan de hand van de tekst op meer dan één manier leren over wat je gedaan hebt en wie je daarin was. Bovendien kun je van een lezer vragen om te kijken naar specifieke aspecten in je tekst, zodat je gericht kunt vragen om peerfeedback.
Ik vraag me af wat ik als begeleider van professionaliseringsprocessen kan doen om anderen beter te ondersteunen bij hun schriftelijke reflectie. Zelf kan ik dat ook nog beter doen. Het is het eerste dat afvalt, als ik keuzes maak in mijn werkdag. Ik weet dat ik eigenlijk meteen aansluitend op een groepsgesprek moet gaan zitten om te schrijven. Toch doe ik dat helemaal niet zo vaak. Het begint bij het te doen. Wat mij daarbij helpt, is een vast ritme en een vaste plek om reflecties te schrijven en een logboek dat daarvoor bedoeld is. Daarnaast is het prettig om te weten voor wie ik schrijf. Mijn intervisiegroep zou mijn casusbeschrijvingen best willen lezen en me van feedback willen voorzien. Vervolgens kan het ondersteunend zijn om per keer een paar vaste vragen te beantwoorden. Die zou ik vast kunnen opstellen. Als ik nu dezelfde mogelijkheden zou creëren in de PLG-begeleiding, dan zou ik ook anderen er meer toe kunnen aanzetten om begrijpend te schrijven. Ik ben benieuwd wat ik daar weer van kan leren!
Dit bericht heeft 0 reacties